Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Huilt, [5]gij dennen! dewijl [6]de cederen gevallen zijn, dewijl die heerlijke [7][bomen] verwoest zijn; huilt, [8]gij eiken van Basan! dewijl [9]het sterke woud [10]nedergevallen is. 5. Versta hierdoor het gemene volk onder de Joden. 6. Dat is, de oversten en de voornaamsten onder de Joden. 7. Of, [personen]. 8. Dat is, gij machtige inwoners van Basan. Verg. Ezech.27:6. 9. Te weten, de Libanon. 10. Hebr. nedergedaald is, of nedergekomen is; dat is, nedergehouwen of afgehouwen is.